Algemene informatie
Paarden bestaan al 70 miljoen jaar. Vroeger werden ze gebruikt voor het voorttrekken van een kar of om een schip de zee in of uit te trekken. Ook reden mensen erop om naar een andere plek te komen. Nu worden ze ook nog wel gebruikt voor het voorttrekken van een kar, maar ze worden het meest gebruikt voor de paardensport en -wedstrijden.
Lengte en gewicht:
Paarden zijn edeldieren, omdat ze een hoofd en benen hebben in plaats van een kop en poten. Ook wegen ze gemiddeld 400 tot 800 kilogram. De lengte van een paard meet je altijd bij de schofthoogte (de hoogte van het punt waarbij de rug en de nek samenkomen). Als die hoger is of gelijk is aan 1,57 meter, dan spreek je van een paard. Alles wat onder die lengte is noem je een pony.
Groei van een paard:
Het leven van een paard heeft verschillende termen. Een pas geboren paard tot één jaar wordt een Veulen genoemd. Als het een jaar oud is dan is het een jaarling of een Enter. Een Twenter is een paard van 2 jaar oud. Na die 2 jaar is het een volgroeid paard. Een vrouwtjespaard heet een merrie en een mannetjespaard is een ruin of een hengst. Het verschil tussen een ruin en een hengst is dat een ruin een gecastreerd paard is.
Een paard is een kuddedier, dus ze leven graag in groepjes bij elkaar. Ook zijn ze vluchtdieren, die dus zo snel mogelijk vluchten als ze schrikken. Ze hebben ook een zomer- en wintervacht. In het voorjaar vallen de dikke winterharen eraf en in het najaar groeien die weer aan.
Natuurlijk hebben paarden ook tanden. Veulens en paarden jonger dan 5 jaar hebben melktanden met 4 snijtanden en 4 kiezen. Vanaf zes tot acht jaar heeft een paard een blijvend gebit met met 6 snijtanden en 12 kiezen. Aan de slijtage van de tanden en kiezen van het paard kan je de ouderdom bepalen.
Zintuigen:
Paarden hebben 6 zintuigen, namelijk: horen, zien, reuk, smaak, tast en waarnemingsvermogen. Ze zijn in het algemeen veel verder ontwikkeld dan de zintuigen van de mens.
1. Horen:
De bouw van het oor bestaat uit 3 basisdelen; het buitenoor, middenoor en het binnenoor. Het buitenoor bestaat uit de oorschelp en de gehoorgang. Het middenoor bestaat uit gehoorbeentjes. Het binnenoor bestaat uit het slakkenhuis. Paarden horen in het algemeen ook veel meer dan mensen. Ook kunnen ze hun oren volledig ronddraaien, daardoor kunnen ze van alle kanten geluid opvangen. Zo horen ze dus ook beter wanneer er gevaar dreigt.
2. Zien:
Paarden zien op dezelfde manier als mensen, maar ze hebben wel de grootste oogbol van alle zoogdieren. Zo kunnen ze iets meer zien dan de mens. De ogen zitten niet zoals bij mensen aan de voorkant van het hoofd, maar aan de zijkanten.
3. Reuk:
Paarden hebben meer slijmvlies dan andere zoogdieren. Door dit slijmvlies pakken ze meerdere geuren op en kunnen ze hierdoor beter ruiken. De reuk heeft ook meerdere functies dan alleen ruiken, namelijk: veiligheid, communicatie en gespecialiseerd ruiken. Paarden kunnen dus ook ruiken of er gevaar is of niet. Ze ruiken ook of iets bekend is of niet. Als ze in een weiland staan met nieuwe paarden blazen ze in elkaars neus. Daarmee weten ze of het een positieve of negatieve ontmoeting is. Ook kunnen paarden ruiken welke planten ze kunnen eten en welke niet veilig zijn om te eten..
4. Smaak:
Het smaakzintuig van paarden staat in verbinding met het reukzintuig. Ook met smaak kan namelijk worden bepaald welk voedsel veilig is om te eten. Paarden vinden zoet de beste smaak.
5. Tast:
Paarden gebruiken hun tastzintuig om communicatie uit te wisselen. De lippen en neus zijn hiervoor het meest geschikt en ook het meest gevoelig. Aan de neus zitten een paar snorharen die ook wel tastharen worden genoemd. Deze tastharen zorgen ervoor dat voorwerpen of anderen worden duidelijk gemaakt.
6. Waarnemingsvermogen:
Dit zesde zintuig zorgt ervoor dat paarden alert blijven. Ze voelen op een geheimzinnige manier of er gevaar dreigt en als dat zo is dan vluchten ze. Ze zijn ook overgevoelig bij stemgeluiden van de trainers of de ruiters.
Paarden kunnen voelen of je blij bent, of een ander gevoel hebt. Welk gevoel je ook hebt, paarden zijn altijd te vertrouwen.
Voeding:
Een paard is een planteneter. Het eet veel gras, hooi, stro, brokken en haver. Af en toe mogen paarden ook een wortel of een appel eten. Als je een paard eten wilt geven is het belangrijk dat je het voer op je hand legt en je vingers plat houdt, zodat een paard niet in je vingers kan bijten. Paarden zien vingers soms als een wortel. Ze drinken ook heel erg veel, gemiddeld 30 tot 50 liter water per dag. Paarden hebben een lang darmstelsel. Dat is ook wel nodig, want als ze gras eten duurt het heel lang voordat het verteerd is. In gras zit ook water, dus geef paarden ook weer niet teveel water. In de zomermaanden mogen ze wel iets meer hebben, omdat paarden dan sneller uitgedroogd raken. Heel veel mensen geven paarden ook suikerklontjes, maar net als bij mensen is suiker niet goed voor paarden. Ze vinden het wel heel lekker, maar het is slecht voor de tanden. Geef ze dus daarom zo min mogelijk suikerklontjes, tenzij ze af en toe een lekkere beloning verdienen.


Maak jouw eigen website met JouwWeb